Het aantal nestkasten is altijd afhankelijk van de desbetreffende leefruimte. In tuinen kan bij gebrek aan nestplaatsen aan elke tweede boom een nestkast worden opgehangen. Er is geen minimumafstand voor vogels; aan één boom kunnen twee mezenparen zonder problemen in zeer directe nabijheid van elkaar broeden, want de vogels bepalen afhankelijk van voedselaanbod en jaargetijde hun minimumafstand tot elkaar zelf. In bossen kunnen afhankelijk van soort bomen en hoe oud deze zijn en voedselbronnen (‘ongedierteplaag’) van 1 tot 40 nestkasten per hectare (= 100 x 100 m) hangen.
De nestkasttypes resp. vlieggatopeningen kunnen als volgt worden verdeeld, wanneer nog geen ervaringswaarden beschikbaar zijn:
» 60% van de nestkasten met vlieggatdiameter 32 mm of ovaal.
» 20% vlieggatdiameter 26 of 27 mm.
» 20% moet bestaan uit kasten voor boomkruipers en halfholen- of nisbroe- ders (zie types 2B, 2BN, 2H, 2HW, 1N).
Aanwijzing Niet alle nestkasten moeten voor het fokken van jongen zijn bezet, omdat een groot deel als overnachtingsverblijf of voedseldepot wordt gebruikt. Pas wanneer in meerdere opeenvolgende jaren in ongeveer 60 tot 70% nesten worden gevonden, is een optimale verzadiging met nestkasten bereikt.