(bijv. nestkasten 1B, 2M, 2B/N, 1N, 3S, 3SV, 2GR)
Er kan gewoonlijk worden gekozen uit twee verschillende vlieggatafmetingen:

»  rd 32 mm is de ‘universele afmeting’ die bijna alle soorten kleine vogel toegang biedt

»  rd 26 mm maakt alleen de toegang voor kleine mezen (pimpel-, glanskop- zwarte- en kuifmees) mogelijk. De grotere soorten zoals koolmees, boomklever en mus worden geweerd.

»  Speciale afmetingen bijv. rd 45 mm voor bepaalde soorten zoals bijv. de grotere spreeuwen. Kleinere soorten kunnen de nestkast evt. toch gebruiken.

In omheinde groenvoorzieningen, in jong hout, dicht struikgewas, tuinen e.d. kunnen kasten op ooghoogte hangen (1,5 tot 2 m), om deze vanaf de grond gemakkelijker te kunnen controleren en schoonmaken. In het bos of bij beheerde vlakken wordt een grotere ophanghoogte aangeraden, om schades en storingen tot een minimum te beperken. Gewoonlijk worden de nestkas- ten daar op een hoogte van ca. 2,8 tot 3,5 m opgehangen, zodat deze nog goed bereikbaar zijn met ladders. Als bovengrens voor de hoogste ophanging kunnen de omringende bomen dienen, waarvan de kruinhoogte niet mag worden overschreden. Uitzonderingen zijn hierbij, vooral in steden, bepaalde onderkomens voor gebouwbroeders (gierzwaluw, mus, vleermuis), voor welke deze grens niet in acht hoeft te worden genomen, dus de kasten ook op een hoogte van meer dan 15 m kunnen worden aangebracht. Leg geen nest- materiaal of strooisel in de kasten, omdat kleine vogels hun nesten steeds weer opnieuw bouwen.